Richtlijnen voor overname van scheimuren

vanaf 1 juli 1989

 

1.

Alvorens een niet gemene scheimuur geheel of gedeeltelijk in gebruik te nemen dient deze gemeen gemaakt te worden door de waarde ervan schriftelijk en bij onderlinge overeenkomst vast te stellen tussen de eigenaar van de muur (overlater) en de aanpalende eigenaar (overnemer) en door de waarde van de gemeen te maken delen onmiddellijk te betalen.

2.

Indien de waarde niet nauwkeurig kan vastgesteld worden vóór de ingebruikname, zal de waarde onder voorbehoud bepaald worden.  In dit geval dient een voorschot, gelijk aan de voorlopig bepaalde waarde betaald te worden vóór de ingebruikname.  Zodra alle berekeningselementen definitief gekend zijn, wordt de akte van overname opgemaakt en wordt het saldo afgerekend.

3.

De overnamewaarde wordt berekend volgens het eenheidsprijzenborderel geldig voor de periode waarin het akkoord bedongen wordt en het totaal verschuldigd bedrag vereffend wordt.  De gemeenmaking van de scheimuur gebeurt slechts voor de delen welke in gebruik genomen worden door de overnemer, tenzij de overlater ingevolge gemeentelijke verordeningen tot een bepaalde bouwwijze verplicht werd.  De waarde van een scheimuur is steeds in functie van de aard en de staat van bewaring, onder andere de oriëntatie, de bekleding en de ouderdom.

4.

De registratie van de akte van overname, door de zorgen en op kosten van de overnemer, is wettelijk verplicht binnen de 4 maanden na de datum van het akkoord.

5.

De eenheidsprijzen houden rekening met alle normale uitgaven, ereloon en kosten, gemaakt om de scheimuur op te richten.  De betaalde taksen (overdrachttaks of BTW), welke op de oorspronkelijke kostprijs zijn geheven, zijn niet in de eenheidsprijzen begrepen; de waarde van de muur, bepaald op basis van de hoeveelheden, de eenheidsprijzen van het borderel, desgevallend gekoppeld aan waardeaanpassingen ingevolgde vetusteit of andere specifieke hoedanigheden, dient dus nog verhoogd te worden met een kostenpercentage (taksen, BTW, …) waarmee de waarde van de muur verhoogd werd op het ogenblik van de oprichting.

6.

De eenheidsprijzen van het metselwerk in fundering en in opstand zijn berekend op basis van muren van 28 cm dikte en tot maximum 13 m boven de straatpas.  Per 6 m meerhoogte wordt een samengestelde verhoging van 5 % toegepast.